Engelse Boerenopstand
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Engelse Boerenopstand van 1381 vond plaats in het laat-middeleeuwse Engeland waarbij in slechts 17 dagen tienduizenden mensen optrokken naar de hoofdstad Londen en het gezag op de knieën kreeg om een aantal harde eisen af te dwingen, o.a. afschaffing van de horigheid. Koning Richard De Tweede ging in eerste instantie akkoord maar sloeg de opstand vervolgens hardhandig neer. De opstand had wel een grote uitwerking op de verdere geschiedenis van Engeland en luidde het begin van het einde van de horigheid in. Enkele leiders van de opstand waren John Ball, Wat Tyler en Jack Straw.
Na de opstand heeft men er alles aan gedaan om de opstandelingen als een groep losgeslagen boeven, plunderaars en vechtjassen af te schilderen. In werkelijkheid was deze goed georganiseerd, traden ze zelf hard op tegen diefstal en genoten ze waarschijnlijk grote steun onder de bevolking. Wel maakten ze naast jacht op edelen in Londen ook jacht op Vlamingen. Ook het beeld dat het alleen maar arme landloze boeren waren klopt niet. Ook rijke boeren, ambachtslieden en geschoolde mensen, die allemaal net zo goed onder de horigheid vielen, deden eraan mee.[1]